Hoofdstuk 2. Grondbeginselen van UML

Over UML ...

Dit hoofdstuk geeft u snel een overzicht van de grondbeginselen van UML. Houdt u voor ogen dat dit geen allesomvattende studie is over UML maar veeleer een korte inleiding in UML die men kan lezen als een basiscursus UML. Wilt u meer te weten komen over de Unified Modelling Language, of in bredere zin over software-analyse en -ontwerp, raadpleeg dan een van de vele boeken die over dit onderwerp voorhanden zijn. Er zijn ook een groot aantal cursussen op het Internet voorhanden, waarmee u een goede start kunt maken.

De Unified Modelling Language (UML) is een taal om diagrammen te maken of een notatiewijze om modellen van objectgeoriënteerde softwaresystemem te specificeren, te visualiseren en te documenteren. UML is geen ontwikkelmethode, d.w.z. het vertelt u niet wat u eerst moet doen en wat daarna, of hoe u uw systeem moet ontwerpen, maar het helpt u om uw systeem te visualiseren en te communiceren met anderen. UML staat onder toezicht van de Object Management Group (OMG) en is de industriestandaard voor het grafisch weergeven van software.

UML is gemaakt voor het ontwerpen van objectgeoriënteerde software en heeft beperkt nut voor andere programmeerparadigma's.

UML is opgebouwd uit vele modelelementen die de verschillende delen van een softwaresysteem vertegenwoordigen. De UML-elementen worden gebruikt om diagrammen te maken, die een bepaald deel of een gezichtspunt van een systeem voorstellen. De volgende soorten diagrammen worden ondersteund door Umbrello UML Modeller:

  • use case diagrammen tonen actoren (mensen of andere gebruikers van het systeem), use cases (de scenario's wanneer zij het systeem gebruiken), en hun relaties

  • Klassediagrammen tonen klassen en hun onderlinge relaties

  • Volgordediagrammen tonen objecten en een volgorde van methode-aanroepen die zij doen naar andere objecten.

  • Collaboratiediagrammen tonen objecten en hun relaties, met nadruk op de objecten die deelnemen aan de berichtenuitwisseling

  • Toestandsdiagrammen tonen toestanden, toestandsveranderingen en gebeurtenissen van een object of een deel van het systeem

  • Activiteitsdiagrammen tonen activiteiten en de overgang van de ene activiteit naar de andere samen met de gebeurtenissen die in een bepaald deel van het systeem optreden

  • Componentdiagrammen tonen programmacomponenten op het hoogste niveau (zoals bijv. KParts of Java Beans).

  • Deploymentdiagrammen tonen de instanties van de componenten en hun relaties.

  • Entiteitsrelatie-diagrammen tonen gegevens en de relaties en beperkingen tussen de gegevens.