Een module uitchecken van de repository

Nu u met succes uw repository-locatie hebt gedefinieerd en de initiële bestanden hebt geïmporteerd naar de repository, is het tijd om de module uit de CVS repositoryop te halen en uw eigen werkkopie te maken.

U zult ook de naam van de branch of tag die u wilt gebruiken moeten weten.

Branches van een module zijn parallelle versies van deze module. Een goed voorbeeld uit het echte leven hiervan is de vrijgave van een softwareproject. Na een hoofdvrijgave zijn er bugs in de code die gerepareerd moeten worden, er zijn echter ook mensen die nieuwe functies aan de toepassing willen toevoegen. Het is erg moeilijk om beiden tegelijk te doen omdat nieuwe functies gewoonlijk ook nieuwe bugs introduceren, waardoor het moeilijk is om de ouden te volgen. Om dit dilemma op te lossen, laat CVS u een parallelle versie aanmaken, die we de stabiele uitgave branch noemen waaraan u alleen bugreparaties kunt toevoegen, waarbij de hoofdbranch (HEAD) open is voor het toevoegen van nieuwe functies.

Tags worden gebruikt om een versie van een project te markeren. CVS stempelt één versie van elke bestand met de tag, dus wanneer u een checkout doet of bijwerkt naar een specifieke tag, dan krijgt u altijd dezelfde versies van de bestanden. Daarom zijn, in tegenstelling tot branches, tags niet dynamisch: u kunt niet op een tag ontwikkelen. Tags zijn bruikbaar om uitgaven te markeren, grote wijzigingen in de code, etc. Met tags kunt u gemakkelijk terugkeren naar het project in een voorgaande status, om bugs te reproduceren en te volgen, opnieuw de vrijgegeven code te genereren, etc.

Afbeelding 2.3. Een schermafdruk van het venster dat verschijnt bij het uitchecken

Een schermafdruk van het venster dat verschijnt bij het uitchecken

Repository:

De naam van de CVS-repository, ook wel bekend als $CVSROOT. Het afrolvak toont de lijst met repositories, die u eerder hebt ingevoerd met het dialoogvak Toegang tot repositories instellen. Als de repository zich bevindt op een server, zorg er dan voor dat de authenticatie werkt, bekijk hiervoor de sectie de paragraaf met de naam “Toegang tot de repository”.

Module:

De naam van de module om uit te checken. Als u werkt met een bestaande repository, dan kunt u deze naam waarschijnlijk van de systeembeheerder krijgen; of, als het een open source repository is, dan kunt u de naam van de module krijgen uit de webpagina's van het project. Als u een nieuwe module vanuit het niets wilt aanmaken, maak dan gewoon een nieuwe map aan in de lokale basismap van de repository. De naam van de map zal hetzelfde zijn als de naam van de lege module.

Anders, als de repository een bestand $CVSROOT/modules heeft, kunt u een lijst van beschikbare modules verkrijgen door op de knop Lijst ophalen te klikken.

Merk op dat het mogelijk is om elke bestaande subfolder van de module uit te checken, zonder de rest van de module op te halen. Voer gewoon ook het pad naar de subfolder in.

Branch-tag:

De naam van de branch of tag die u uit wilt checken. Als u dit veld leeg laat zal Cervisia de hoofd (HEAD) tak ophalen.

Werkmap:

De map waaronder de module moet worden uitgecheckt. Merk op dat de topniveaumap van de werkkopie genoemd is naar de module die u wilt ophalen, tenzij u een alternatieve naam in het veld Uitchecken als:.

Uitchecken als:

Dit resulteert er in dat de bestanden in de werkkopie worden uitgecheckt naar een alternatieve map onder de werkmap in plaats van een map vernoemd naar de module.

Alleen exporteren

Als u dit vakje activeert zullen de bestanden worden geëxporteerd in plaats van uitgecheckt. Exporteren maakt een kopie van de broncode voor de module zonder de administratieve mappen van de CVS. Exporteren kan worden gebruikt om de broncode klaar te maken voor een uitgave.

Recursief uitchecken

Alle bestanden en mappen recursief uitchecken.