Schuift de huidige weergave met 1/10 van de huidige zichtbare reeks in de richting van het begin van het signaal. Als het begin van het signaal is bereikt begint het zichtbare gebied starts bij offset nul.
Schuift de huidige weergave in de richting van het einde van het signaal met de nu zichtbare reeks.
Schuift naar rechts en probeert het volgende label gecentreerd in de weergave te tonen. Als er geen label rechts van de huidige positie was, zal het schuiven naar het eind van het signaal.
Schuift de huidige weergave in de richting van het begin van het signaal met de nu zichtbare reeks.
Schuift naar links en probeert het vorige label gecentreerd in de weergave te tonen. Als er geen label links van de huidige positie was, zal het schuiven naar het begin van het signaal.
Schuift de huidige weergave met 1/10 van de huidige zichtbare reeks in de richting van het eind van het signaal. Als het eind van het signaal is bereikt begint het zichtbare gebied eindigen aan het eind van het signaal.
Reduceert de zoomfactor (in samples per pixel) met 30%, zodat meer details zichtbaar worden. Als een positie
is gegeven, probeert het om die positie gecentreerd in de huidige weergave te tonen, anders wordt het centrum van de weergave voor de wijziging van de zoomfactor gebruikt als centrum. De minimale zoomfactor is beperkt tot een minimum van vijf samples per breedte van de weergave.
Verhoogt de zoomfactor (in samples per pixel) met 30%, zodat minder details zichtbaar worden. Als een positie
is gegeven, probeert het om die positie gecentreerd in de huidige weergave te tonen, anders wordt het centrum van de weergave voor de wijziging van de zoomfactor gebruikt als centrum. De maximale zoomfactor is beperkt tot het aantal samples van het complete signaal en de breedte van de weergave.