Besturing met de muis

Bewegen van de muis

De coördinaten aan de hemel (Az/Hgte, RK/Dec en RK/Dec voor J2000.0) van de muisaanwijzer worden in de statusbalk bijgehouden. De locatie van de statusbalk is rechtsonder in het scherm. De stautsbalk kan worden ingesteld in het submenu InstellingenStatusbalk. U kunt kiezen welke coördinaten in de stausbalk worden getoond. Verder kunt u de statusbalk verbergen door het keuzevakje voor Statusbalk tonen te deselecteren.

Vasthouden van de muisaanwijzer boven object

De naam van het object, het dichtst bij de plaats van de muisaanwijzer in de sterrenkaart, is tijdelijk zichtbaar.

Linksklikken

De naam tonen, in de statusbalk, van het object dat het dichtst bij de positie van de muisaanwijzer in de sterrenkaart is.

Dubbelklikken

Centreren en volgen van de locatie of het object dat het dichtst bij de positie van de muisaanwijzer in de sterrenkaart is, en waarop wordt dubbelgeklikt. Door op een informatievak te dubbelklikken wordt extra informatie getoond of verborgen.

Rechtsklikken

Openen van het contextmenu voor de locatie of het object dat het dichtste bij de positie van de muisaanwijzer is.

Draaien van het muiswiel

In- en uitzoomen. Zonder wiel kunt u de middelste knop ingedrukt houden en in verticale richting slepen.

Klikken en slepen

Slepen van de sterrenkaart

Het beeld verplaatsen, waarbij de sleepbeweging wordt gevolgd.

Ctrl+slepen van de sterrenkaart

Maken van een rechthoekig gebied in de kaart. Zodra de muisknop wordt losgelaten wordt er ingezoomd op dit rechthoekige gebied.

Slepen van een informatievak

Verplaatsen van een informatievak in de kaart. Informatievakken blijven kleven aan de randen van een venster, zodat zij op de rand blijven als een venster wordt vergroot of verkleind.