Uitbreidingen

Een uitbreiding (extension) van een functie wordt opgegeven door een puntkomma, gevolgd door de uitbreiding achter de functiedefinitie. De uitbreiding kan worden ingevoerd met behulp van de D-Bus-methode "parser addFunction". Geen van de uitbreidingen zijn beschikbaar voor parametrische functies, maar N en D[a,b] werken ook voor polaire functies. Bijvoorbeeld:

      
        f(x)=x^2; A1
      
    

toont de grafiek van y=x2 samen met de eerste afgeleide functie. Ondersteunde uitbreidingen worden hieronder beschreven:

N

De functie wordt opgeslagen maar de grafiek ervan wordt niet getekend. De functie kan dan net als elke andere functie, voorgedefinieerd of door de gebruiker gedefinieerd, worden gebruikt.

A1

Ook de grafiek van de afgeleide functie zal worden getekend, in dezelfde kleur maar met een kleinere lijndikte.

A2

Ook de grafiek van de tweede afgeleide functie zal worden getekend, in dezelfde kleur maar met een kleinere lijndikte.

D[a,b]

Bepaalt het domein (interval x- waarden) voor welke de functie zal worden getekend.

P[a{,b...}]

Geeft een verzameling van parameterwaarden waarvoor de functie zal worden getekend. Bijvoorbeeld: met f(x,k)=k*x;P[1,2,3] worden de grafieken getekend van de functies f(x)=x, f(x)=2*x en f(x)=3*x. Met de P-optie kunnen ook functies worden gebruikt als argumenten.

Merk op dat u dit alles kunt doen door aanpassingen in het tabblad Afgeleiden, de sectie Plotbereik zelf instellen, en in de sectie Parameters in de zijbalk Functies.