Instellen van de configuratiegegevens

Om kdesrc-build te kunnen gebruiken, moet u in uw map ~/.config (of in $XDG_CONFIG_HOME, indien ingesteld) een bestand hebben genaamd .kdesrc-buildrc hebben, waar in u de algemene instellingen vastlegt en specificeert welke modules u wilt downloaden en bouwen.

Opmerking

Het is mogelijk om bij kdesrc-build verschillende configuratiebestanden te gebruiken, dit wordt beschreven in Hoofdstuk 4, kdesrc-build configureren. als u verschillende configuraties nodig heeft, lees dan die sectie. Hier nemen we aan dat de configuratie is te vinden in ~/.config/kdesrc-buildrc.

De makkelijkste manier om verder te gaan is door het bestand kdesrc-buildrc-kf5-sample als voorbeeld te gebruiken, de algemene instellingen naar wens te wijzigen, en ook de lijst met modules die u wilt bouwen aan te passen.

De standaardinstellingen zouden geschikt moeten zijn om een KDE-bouw uit te voeren. Enkele instellingen die u wellicht wilt wijzigen zijn:

  • install-dir, wat de doelmap wijzigt waarin de KDE-software wordt geïnstalleerd. Standaard is dit ~/kde/usr, wat voor een single-user installatie is.

  • branch-group, wat u kunt gebruiken om de toepasselijke ontwikkel-branch van de KDE modules als geheel te selecteren. U kunt uit veel bouw-configuraties kiezen maar u zal waarschijnlijk kf5-qt5 willen kiezen zodat kdesrc-build de laatste code gebaseerd op Qt™ 5 en KDE Frameworks 5 zal downloaden.

    Tip

    Als u er geen kiest dan zal kdesrc-build de standaard branch groep gebruiken, maar welke de standaard is verandert in de loop van de tijd, het is daarom beter om een te kiezen zodat de branch-groep niet onverwacht wijzigt.

  • source-dir, wat de map wijzigt die kdesrc-build gebruikt om de broncode naar te downloaden, het bouwproces uit te voeren en de logbestanden op te slaan. Standaard is dit ~/kde/src.

  • cmake-options, waar u de opties instelt die voor het bouwen van elke module aan het commando CMake worden doorgegeven. Normaal gebruikt u dit om te schakelen tussen debug en release bouw, om optionele functionaliteiten IN of UIT te schakelen, of om informatie over de locatie van de vereiste libraries aan het bouwproces door te geven.

  • make-options, waar u de opties instelt die voor het bouwen van elke module (nadat CMake het bouwsysteem heeft ingesteld) bij het gebruik van het commando make wordt gebruikt.

    De meest ingestelde optie is -jN, waar u N vervangt door het maximum aantal jobs dat u wilt toestaan. Een groter getal (tot aan het aantal logische CPUs dat uw systeem beschikbaar heeft) geeft sneller bouwen, maar vereist wel meer systeem-resources.

    Tip

    kdesrc-build stelt de optie num-cores in op het gedetecteerde aantal beschikbare verwerkingskernen. U kunt deze waarde in uw eigen configuratiebestand gebruiken om te vermijden het handmatig te moeten instellen.

    Voorbeeld 2.1. Make configureren om alle beschikbare CPU's te gebruiken, met uitzonderingen

    global
        # Deze omgevingsvariabele wordt automatisch door make gebruikt, inclusief
        # make-commando's die niet direct worden uitgevoerd door kdesrc-build, zoals  configuratie van Qt
        set-env MAKEFLAGS -j${num-cores}
        …
    end global
    
    …
    
    module-set big-module-set
        repository kde-projects
        use-modules calligra
        make-options -j2 # Reduced number of build jobs for just these modules
    end module-set
    

    Opmerking

    Sommige zeer grote Git repositories kunnen uw systeem verdrinken als u probeert om teveel bouwprocessen tegelijk uit te voeren, met name repositories zoals van Qt™ WebKit en de Qt™ WebEngine. Om het systeem interactief te houden, kan het nodig zijn dat u voor bepaalde modules het aantal bouwprocessen beperkt.

    Voorbeeld 2.1, “Make configureren om alle beschikbare CPU's te gebruiken, met uitzonderingen” Geeft een voorbeeld hoe u dit kunt doen.

U wilt waarschijnlijk andere modules selecteren om te gaan bouwen, dit is beschreven in de paragraaf met de naam “Selectie van te bouwen modules”.